Geneesmiddelen: Het best passende medicijn kiezen
Lees voor

Anti-epileptica en (cognitieve) bijwerkingen

Bij de keuze van een anti-epilepticum gaat het vaak om het zoeken naar de juiste balans tussen het positieve effect op de aanvallen en het negatieve effect van bijwerkingen. Anti-epileptica worden langdurig gebruikt en bijwerkingen kunnen een ernstig ongewenst effect hebben. Bijvoorbeeld op cognitieve functies als concentratie, snelheid van informatieverwerking en/of geheugen, soms zelfs zonder dat patiënten zich hiervan bewust zijn. Vooral bij de behandeling van kinderen is het belangrijk om dit effect te kennen en het cognitief functioneren van een kind te monitoren.

Des te beter we begrijpen welke bijwerkingen bij wie wanneer, waarom en hoe optreden, des te gerichter kan medicatie worden voorgeschreven. Hoe beter artsen, bijvoorbeeld via patiëntenprofielen, de opbrengsten en risico’s van bepaalde medicatie kunnen afwegen, en hoe beter patiënten zelf betrouwbaar over hun bijwerkingen kunnen terugkoppelen, des te meer de levenskwaliteit van chronische epilepsiepatiënten kan verhogen. Daarom blijft wetenschappelijk onderzoek naar bijwerkingen van anti-epileptica hoog op de research-agenda van Kempenhaeghe staan.

Lees voor

Voorspellen van de werking van anti-epileptica

Hoewel er richtlijnen zijn over welk medicijn te kiezen bij een bepaalde vorm van epilepsie, blijft het op het niveau van de individuele patiënt nog steeds lastig om te voorspellen of het medicijn gaat werken. Vooral bij een complexe epilepsie kan dit een lange zoektocht zijn. In die zoekperiode blijft dan de patiënt aanvallen houden en gaan mogelijk ook bijwerkingen optreden.

Samen met onderzoekers van het Radboudumc en Maastricht UMC)+ werkt Kempenhaeghe aan innovatief wetenschappelijk onderzoek om sneller het juiste medicijn voor een individuele patiënt te vinden. De kern van de aanpak is uit bloedcellen van de patiënt stamcellen te maken die uitgroeien tot hersencellen. Die hersencellen gaan in een schaaltje met een soort mini-EEG op de bodem dat de elektrische activiteit van de hersencellen afleest. Wanneer je dan een medicijn toevoegt aan hersencellen van een patiënt met epilepsie, kun je bekijken of het ‘epileptisch’ patroon opschuift naar een ‘niet-epileptisch’ patroon. Dat zou dan een passend medicijn voor die individuele patiënt kunnen zijn.. Of deze hoopgevende vorm van voorspelling daadwerkelijk betrouwbaar zal gaan zijn, wordt in de komende jaren duidelijk.